Nadat Simon Wheatcroft (35) zijn gezichtsvermogen verloor, bracht hardlopen weer licht. Hij rende tegen lantaarnpalen, voetgangers en zelfs auto’s. Totdat hij onlangs – dankzij een rotsvast geloof in technologie – ongeschonden de marathon van New York liep. Zonder begeleiding, als eerste blinde ooit. Het startschot van een revolutie.
Tekst: Matthijs Meeuwsen | Dit artikel verscheen eerder in Salt #67 - 2018
Vraag Simon Wheatcroft om zijn favoriete hardlooprondje in het Noord-Engelse stadje Doncaster te beschrijven en hij neemt je minutenlang mee langs elke bocht, elke stoeprand en elk kuiltje in het asfalt. Eerst is er het gravelpaadje, de goot, het hoge gras als je je rechterhand uitsteekt. Dan oversteken, acht meter stoep, bocht naar links, 2.72 kilometer rechtdoor. Rechts hoor je steeds het geritsel van bosjes; als de wind goed staat kun je zelfs het ontbijtbuffet van een nabijgelegen hotel ruiken. Nu wordt het tricky. Veertig tellen vlak langs de stoeprand om zes lantaarnpalen te ontwijken. Links, rechts, doorsteken naar een akelig smal kronkelpad; ook in wandeltempo af te werken op dagen dat je het zelfvertrouwen ontbeert. Linkerarm uitsteken tot je een ijzeren hekwerk schampt. Bocht naar rechts, vijf verkeersborden omzeilen. Daarna wordt het een makkie. Gewoon de lijnen op het wegdek volgen, waarvan je de verf onder je zolen voelt.
Uitputtingsslag
Er is niet één dag aan te wijzen waarop bij Simon het licht uitging. Het duister besloop hem geleidelijk. ‘Retinitis pigmentosa’, vertelden de dokters al toen hij nog een jongetje was; een genetisch defect dat langzaamaan zijn zicht zou ontnemen. Zeventien jaar is hij wanneer hij officieel als blind wordt geclassificeerd. Daarna verdwijnen ook de laatste gezichten, kleuren en contouren. Totdat er alleen een dichte mist overblijft; hij merkt nog net de veranderende lichtinval op wanneer je tussen hem en de zon gaat staan.
“Het moeilijkste was toen ik geen stilstaande objecten meer begon waar te nemen”, vertelt hij. “Als twintiger bracht dat me in een inktzwarte periode. Ik dacht dat ik me prima redde, maar wat ik in feite deed was gewoon nauwelijks meer naar buiten gaan en mijzelf vertellen dat ik het allemaal wel redde. Ik had geen geld. Ik had geen baan. Ik was altijd gek geweest op videospelletjes, maar kon geen pixel meer zien. Ik deed niets met mijn leven.”
Het keerpunt komt in 2009, als hij tijdens een drieweekse rondreis door de Verenigde Staten het doldrieste plan opvat om zijn vriendin Sian ten huwelijk te vragen bovenop Half Dome; een 2694 meter hoge rotspuist in het Yosemite National Park. Wat een spectaculair aanzoek had moeten worden ontaardt voor Simon in een uitputtingsslag. Hij herinnert zich de regen dat het steile graniet steeds gladder maakt. De verlovingsring brandend in zijn binnenzak. En de schaamte als hij halverwege noodgedwongen moet omkeren. “Na thuiskomst begon die mislukte beklimming aan me te vreten. Ik beloofde mijzelf om nooit meer de handdoek in de ring te gooien alleen omdat ik niet meer kan zien. Toevallig hoorde ik over het boek Ultramarathon Man van de beroemde ultrarunner Dean Karnazes. Als kind ben ik nooit erg sportief geweest. Technologie was mijn eerste liefde. Maar gewoon een stukje rennen, waarom zou ik dat eigenlijk niet kunnen?”
In plaats van te denken aan alles wat fout kan gaan, focus ik me op alles wat goed gaat.
Bloed
Geld voor hardloopschoenen heeft hij niet, maar na een brief aan schoenenmerk Brooks krijgt hij zowaar een gratis paar thuisgestuurd. Hij probeert ze uit op een afgedankt voetbalveldje achter zijn huis. Rennend van doelpaal naar doelpaal trekken zijn voeten olifantenpaadjes in het woekerende gras. “Heel even bracht het me opwinding. Maar uiteindelijk blijft dat eindeloos heen en weer rennen op zo’n postzegeltje gras gewoon dodelijk saai. Ik botste bovendien steeds op mensen die er hun hond uitlieten. Zij zagen niet dat ik blind was, ik zag niet dat zij niet opzij gingen. Dat was de reden dat ik vertrok.”
Hij vraagt Sian, inmiddels zijn vrouw, om hem voortaan af te zetten bij een verlaten weg naast het plaatselijke vliegveld. Het wordt zijn nieuwe arena: twee kilometer afbrokkelend asfalt, aan weerszijden afgesloten met een ijzeren hek. “Wederom rende ik heen en weer, heen en weer, heen en weer. En wederom werd het op den duur ontzettend saai. Toen besloot ik stiekem om ook eens buiten de hekken te gaan kijken en de stad in te rennen. Eerst slechts een paar honderd meter. Toen een kilometer. Toen vijf.” Lachend: “Pas toen durfde ik het mijn vrouw te vertellen.”
Probeer het maar eens: met gesloten ogen de voordeur uitstappen en een stukje de straat door dribbelen. Waarschijnlijk heb je binnen tien passen je hoofd gestoten, de ogen geopend of je jammerend aan een lantaarnpaal vastgeklampt. Natuurlijk was hij zelf ook bang, erkent Simon. “Joh, ik vind het nog steeds eng om te rennen in de publieke ruimte. Maar in plaats van te denken aan alles wat fout kan gaan, probeer ik me te focussen op alles wat goed gaat. Ik neem miljoenen passen waarvan er misschien twintig zijn waarbij ik tegen iets of iemand aanren. Ik vind dat eigenlijk best een aardig gemiddelde.”
Voordat ik een lantaarnpaal, verkeersbord, stoplicht of schutting in mijn geheugen heb geprent, heb ik doorgaans eerst pijnlijk kennisgemaakt.
Zijn statistieken zijn niet altijd zo rooskleurig geweest. Voordat hij een lantaarnpaal, verkeersbord, stoplicht of schutting in zijn geheugen heeft geprent, heeft hij doorgaans eerst pijnlijk kennisgemaakt. En dan zijn er nog de onvoorziene obstakels. “Je zegt tegen jezelf: ‘och, ik ken deze route; niets aan de hand’. Maar in werkelijkheid verandert het landschap continu. Er kunnen vuilniszakken zijn achtergelaten op stoep, verkeerspionnen zijn verschoven, putdeksels openstaan.” Meestal komt hij er met wat schrammetjes of blauwe plekken van af. Zo niet die ene keer, toen hij tijdens zijn vaste rondje ineens in volle vaart op het karkas van een uitgebrande auto knalde. Hij voelt zijn schenen en armen langs het scherpe metaal snijden. Zijn lichaam kletsnat van het zweet, wat bloed blijkt te zijn. De paniek in zijn lijf terwijl hij het wrak aftast naar zijn mobiele telefoon. “Als ik toen mijn vrouw niet had kunnen bellen, was ik behoorlijk de pisang geweest. Maar zeg nou zelf: hoe astronomisch klein is de kans dat ik nog een keer op een uitgebrande auto stuit?” Weer die nonchalante lach. “Och, uiteindelijk ben ik maar één keer door een rijdend busje geraakt, en daar stuiterde ik zonder al te veel schade vanaf. Kijk, eigenlijk maakt het niet uit of ik blind ben of niet: auto’s doen echt wel hun best om me niet te raken. Geen automobilist wil immers een dode op zijn geweten hebben. Voetgangers zijn veel territorialer. Die wijken echt niet voor je van hun baan af. Vandaar dat ik altijd zo dicht mogelijk tegen de stoeprand in het gootje ren.”
Vrijheid
In zijn hoofd heeft hij zodoende met haarfijne penseelstreken een plattegrond van zijn omgeving geschilderd. Zijn mentale kaarten zijn zo gedetailleerd dat hij voorbijgangers moeiteloos de weg wijst, wanneer ze daar om vragen. “Het Doncaster Hotel? Natuurlijk, gewoon 960 meter teruglopen en dan bij die boom rechtsaf de bocht om.” En weg zijn ze. Geen weet van het feit dat ze zojuist op pad zijn geholpen door een blinde.
“Ik maak al mentale plattegronden sinds ik 17 ben”, legt Simon uit. “De enige manier om met mijn vrienden een biertje te kunnen drinken was immers om een plattegrond van de bar in mijn hoofd te prenten. Inmiddels heb ik vrij scherpe kaarten van plekken over heel de wereld.”
New York, Boston, Londen. Het zijn de plaatsen waar hij geregeld zijn hardloopschoenen aansnoert om marathons en ultramarathons te lopen. Zijn eerste ‘ultra’ liep hij amper een half jaar na die eerste passen bij het vliegveld. Een helletocht van 160 kilometer, waarbij hij 27 kilometer voor de finishlijn gedwongen uit de wedstrijd werd gehaald omdat hij niet meer op zijn benen kon staan. Het zal een van de zeldzame keren zijn dat hij niet de eindstreep haalt. “Mijn tijden zijn verschrikkelijk. Maar dat geeft niet; ik ben nieuwsgieriger naar hoe ver ik het kan volhouden. Ik zie wedstrijden vooral als avonturen om samen met vrienden een ander deel van de wereld te ontdekken.”
Op onbekend terrein rent hij immers standaard met een begeleider. Best gezellig, daar niet van. Maar er kleeft toch een nadeel aan. “Wat veel mensen fijn vinden aan hardlopen is dat het bevrijdend voelt. Maar om die vrijheid te ervaren ben ik juist gebonden aan iemand anders, waardoor ik in feite helemaal niet vrij ben.”
Ik maak al mentale plattegronden sinds ik
17 ben.
248 kilometer
Maar wat nu als moderne technologie die functie van begeleider zou kunnen overnemen? Al bij zijn eerste passen op die verlaten vliegveldweg zette hij op zijn mobiele telefoon Runkeeper aan. Goed, de app diste door zijn oordopjes enkel om de zoveel meter de afgelegde afstand op. Maar voor Simon gaf dat piepkleine beetje informatie net de houvast die hij nodig heeft. “Zonder die app had ik nooit het zelfvertrouwen gekregen om te gaan hardlopen.”
Trainen zonder een begeleider is één ding. Een wedstrijd zonder begeleider is een tweede. “Sommige mensen trainen hun hele leven om de marathon van New York of Londen te lopen. Ik zou het vreselijk vinden als ik de dwaas ben die ze dan blesseert. Maar laat er nou net een plek zijn waar je doorgaans niet zoveel mensen tegenkomt: de woestijn.”
In het voorjaar van 2016 rent hij zo op eigen houtje de 248 kilometer lange Four Deserts Marathon in Namibië. In de weken voorafgaand aan de race ontwikkelt hij met IBM de app eAscot, vernoemd naar zijn geliefde geleidehond. Wanneer hij teveel van de route dreigt af te wijken, wordt hij met lage en hoge pieptonen weer in de juiste richting gedirigeerd. Met tranen van geluk in zijn ogen bereikt hij de eerste bevoorradingspost. Maar de app is veel te haastig in elkaar gesleuteld, zal hij later realiseren. Een van de kinderziektes: de veronderstelling dat de woestijn vrij is van obstakels. Op dag twee knalt hij zo vol op een vlaggenmast.
Gebroken
Het moet anders, beseft Simon zich. Een gadget dat geen beroep doet op zijn oren, maar op zijn tastzin. “Het probleem met audio is dat je niet tegelijkertijd een route kunt navigeren én je omgeving in de gaten houden. Je hoort de aanwijzingen in je oordopjes niet door het lawaai op straat. Of andersom: je hoort een fietser niet aankomen omdat je gefocust ben op je oordopjes.”
Hij komt in contact met WearWorks: een startup van drie jonge whizzkids uit New York. Samen ontwikkelen ze de Wayband: een draagbare armband die Simon door een soort morse-code-achtige trillingen op het juiste virtuele pad moet houden. En de Tortoise: een borstband die vibreert als de drager op een voetganger of verkeersbord dreigt te knallen. Na maanden vol razend succesvolle testen zijn ze afgelopen november klaar voor de ultieme lakmoesproef: de marathon van New York. Een flinke kluif om het eufemistisch te zeggen. “Niet alleen vanwege de 50.000 andere hardlopers waartussen ik zonder begeleiding mijn weg moest vinden”, legt Simon uit. “Maar ook vanwege de technische uitdagingen van het stedelijke landschap. Kompasgebaseerde navigatie werkt in een woestijn bijvoorbeeld fenomenaal. Maar in een stad wemelt het van de metalen objecten die de naald van slag kunnen brengen.”
Het mooie aan technologie is dat het fantastisch werkt, tot het moment dat het dat niet meer doet.
Startschot. Staten Island. Downtown Brooklyn. De eerste kilometers verlopen vlekkeloos. “Dit is het, dacht ik. Ik loop solo de New York marathon. Ik doe het. Het voelde zo bevrijdend. Alleen toen begon het bij kilometer 24 te regenen.” Grijnzend: “Het mooie aan technologie is dat het fantastisch werkt, tot het moment dat het dat niet meer doet.”
Door de regen slaat de Wayband onverwacht op tilt, waardoor Simon nog enkel trillingen voelt wanneer hij op een obstakel dreigt te klappen, maar zijn virtuele pad volledig kwijt is. Hij weigert op te geven. Maar de mentale inspanning die hij hiervoor moet opbrengen, zuigt hem leeg. Uiteindelijk komt hij na een kleine vijfenhalf uur over de finish; opgeraapt door een stel bevriende hardlopers achter hem. “Ik was gebroken. Volkomen uitgewrongen. Nog nooit had ik zo lang over een marathon gedaan. En toch was ik niet ontevreden. Bekijk het eens zo: als ik me voor een halve marathon had ingeschreven, had de techniek het gewoon tot de eindstreep volgehouden. Kijk, als je grenzen wilt verleggen, zal je continu falen. Als je niet faalt, sta je gewoon niet op de grens.”
Triatlon
En dus is het volgende prototype van de Wayband alweer in de maak. Simon gelooft heilig dat hij er binnen een jaar een marathon mee zal kunnen uitlopen. Daarnaast traint hij dagelijks om eindelijk maar eens zijn finishtijden te gaan aanscherpen en overweegt hij sterk om zich in te schrijven voor een triatlon. “Maar ik ben ook teruggegaan naar de universiteit om mijn master in computerwetenschap te halen. Die studie, mijn werk, de opvoeding van mijn zoontjes en het hardlopen kosten me een kleine 29 uur per dag.” Met de kennis uit zijn universitaire studie hoopt hij techbedrijven nog beter te kunnen adviseren om ook hun producten – van televisies tot loopbanden – toegankelijker te maken voor blinden en slechtzienden. Hij kent immers de statistieken. Van de 36 miljoen blinden op aarde is ruim driekwart werkloos, niet in de laatste plaats omdat ze door een gebrek aan mobiliteit zijn veroordeeld tot een nogal beperkte leefomgeving. Het zijn de cijfers die zijn innerlijke vuurtje opstoken. “Ik heb niets tegen geleidehonden, maar ze kunnen niet hun weg vinden naar nieuwe plekken, me waarschuwen voor obstakels op mijn ooghoogte of me in Starbucks leiden naar die ene lege stoel. Technologie kan dat wel. Het is in mijn ogen dus de gedroomde aanvulling bij een hond of een geleidestok. We leven in een tijd waarin ik mijn thermostaat kan bedienen met mijn stem. Dat lijkt misschien klein, maar voor een blinde zijn het revolutionaire veranderingen.”