Ze doorstaan steenkoude temperaturen, maar hebben een bloedhekel aan sneeuw. Ze stuntelen op het land, maar zijn onnavolgbaar onder water. Een indringend gesprek met een zwart-witte snuiter.
Tekst: Matthijs Meeuwsen | Dit artikel verscheen eerder in Salt magazine
Er zijn pinguïnsoorten die eerder het risico lopen op oververhitting
Zo. Jij komt even binnen struikelen.
“Excuus. Korte pootjes, hè.”
‘Gekke ganzen’, schreef ontdekkingsreiziger Antonio Pigafetta al toen hij in 1520 voor het eerst pinguïns zag.
“Hoor wie het zegt! Hoe lang lopen mensen rond op aarde? Paar miljoen jaar maximaal? Nou, de pinguïn stond 60 miljoen jaar geleden al zijn mannetje. Deze maand werden er in Nieuw-Zeeland nog de fossiele resten van een 100 kilo zware reuzenpinguïn gevonden die jou zo op je kruin had kunnen kijken.”
60 miljoen jaar. En nog steeds ongelofelijke klungels.
“Aan land, ja. Touché. In een gemiddelde pinguïnkolonie kun je in een paar minuten inderdaad een heel seizoen aan Funniest Homevideo’s schieten. We zijn nu eenmaal niet zo ideaal aangepast aan een leven op het droge, met de nodige clowneske glijpartijen als gevolg. Onder water is het echter een ander verhaal.”
Leg uit.
“Ons lichaam is gemaakt om te duiken. We kunnen een kwartier onder water blijven. Omdat we daarbij veel zout water binnenkrijgen, hebben we speciale klieren bij onze snavel die zout uit onze bloedstroom zuiveren; waarna we het alleen nog even hoeven uit te niezen. Of neem ons skelet. Waar vliegende vogels holle botten hebben, zijn die van ons juist extra zwaar om zonder enige moeite 250 meter diep te kunnen duiken. Ik, de ezelspingüin, ben daarbij de snelste van alle 17 pinguïnsoorten. Dankzij mijn gestroomlijnde torpedovorm haal ik probleemloos 36 kilometer per uur.”
17 soorten?
“Jep. Van de kolossale keizerspinguïn van 1 meter 10 tot de petieterige dwergpinguïn van nauwelijks 40 centimeter. En van de macaronipinguïn met zijn knalgele wilderskuif tot de kinbandpinguin met zijn elastiekje op de keel.”
Maar allemaal in zwart-witte smoking?
“En niet zonder reden. In het water vallen we zo minder op, doordat onze witte buik – van onderen – of pikzwarte rug – van boven – respectievelijk wegvallen tegen het invallende licht en de donkere diepzee. En op land kunnen we onze lichaamstemperatuur beïnvloeden door afwisselend onze buik of rug richting de zon te keren.”
Nooit koud dus?
“Sterker nog: er zijn pinguïnsoorten die eerder het risico lopen op oververhitting. Zij hebben daarom extra grote flippers en kale plekken op het gezicht om, indien nodig, snel warmte te lozen. Maar we moeten ook niet overdrijven: op Antarctica kan het met temperaturen van -50 graden en windstoten van 200 kilometer per uur behoorlijk bibberen zijn. Al hebben we ook daar onze trucjes voor. Keizerpinguïns hebben bijvoorbeeld het meest dichtbegroeide verenkleed van alle vogels en staan ’s winters ter bescherming met zijn allen op een kluitje. Een kolonie kan zomaar uit een miljoen vogels bestaan.”
Hoe houd je elkaar dan in vredesnaam uit elkaar?
“Goed luisteren. Elke individu heeft zijn eigen sound. Daarom heet ik ook de ezelspinguïn. Mijn keelklank heeft wel wat weg van het gebalk van ezels. Ik gooi mijn kop constant achterover om een potje te tetteren. Geloof me, anders is mijn kroost me in no time kwijt.”
En is dat niet beklemmend, met z’n miljoenen op elkaars snavel?
“Nou, burenruzies zijn ons zeker niet vreemd. Bij keizerspinguïns kan er al een golf van commotie ontstaan als de ene pinguïn net iets te dicht tegen de volgende aanschurkt. Zo dreigt namelijk het gevaar dat de warme laag lucht tussen zijn veren vandaan wordt geperst, waardoor de vrieskou vat kan krijgen. Om nog maar te zwijgen over kiezelsteentjes.”
Kiezelsteentjes?
“Jazeker, een kostbaar goed onder ezelpinguïns. Kijk, jullie denken: die vogels zijn niet vies van een beetje sneeuw, maar in werkelijkheid hebben we er een bloedhekel aan. Sneeuw kan namelijk ons nageslacht om zeep helpen. We leggen onze eieren dus liever op een nest van kiezelsteentjes. Als je een goed kiezeltje weet te vinden ben je gegarandeerd binnen bij een pinguïnvrouwtje. Waardoor de steentjes bij de vleet van elkaars nest worden gejat.”
Ik dacht dat jullie het ei op jullie voeten uitbroedden?
“Alleen keizerspinguïns. Je moet het die mannen meegeven, het zijn geëmancipeerde gasten. Terwijl de dames aan het jagen zijn, schuifelen de mannetjes maandenlang over het ijs zonder een hap te eten en met een ei op hun tenen. Ze hebben er zelfs een soort laaghangend bierbuikje voor dat het ei keurig warm houdt. Hoe dikker zo’n pinguïn, hoe groter dan ook zijn kans op de datingmarkt. Al komt het alsnog geregeld voor dat zo’n kuiken het eind van de zomer niet haalt. Waarna moeders buiten zinnen is en zal proberen om het kroost van de buren te kidnappen.”
Gekke ganzen.
“Dit interview is over.”