BLAUW BLOED
Struinen door een unieke waterwildernis
Nationaal Park De Biesbosch en natuurgebied Het Haringvliet vormen samen het grootste zoetwatergetijdengebied van Europa. Ooit ontstaan door een stormvloed, nu een waanzinnig waterlabyrint waar je dagenlang kunt ronddolen.
Tekst: Natasha Bloemhard | Dit artikel verscheen eerder in Salt #78 - 2020 Beeld: Natasha Bloemhard & Floor Veegens | Illustraties: Chris Pollen & Bram de Ruijter
Het is eind oktober als ik vanuit het midden van het land naar de binnenhaven van Stellendam op het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee rij. Het startpunt van mijn tweedaagse ontdekkingstocht door Nationaal Park De Biesbosch en Natuurgebied Het Haringvliet. Ik ga ‘luisteren’ naar een van de grootste verhalen over ons land. Het verhaal over de Nederlandse delta waar water als een vorst regeert en als blauw bloed uit de aderen van onze grote rivieren stroomt. Hier draait alles al meer dan 600 jaar om (over)leven met het water. In brakke, zilte en zoete tijden.
Het is de plek waar rivierwater uit heel West-Europa de zee ontmoet en waar een van onze grootste heldenverhalen over onze strijd tegen het beukende zeewater werd geschreven. De realisatie van de Deltawerken (1954 – 1997). Vijf stormvloedkeringen, twee sluizen en zes dammen moesten voortaan rampen als de Sint Elisabethsvloed (1404 en 1421) en de Watersnoodramp (1953) voorkomen. Dankzij dit grootste verdedigingssysteem van ons land hielden we het wassende water buiten de deur. Tevens werd Nederland hierdoor wereldberoemd op het gebied van watermanagement.
De kraan van Europa
Een van de dammen was de Haringvlietdam, tussen Goeree-Overflakkee en Voorne-Putten. Met de aanleg hiervan in 1970 werd er letterlijk een streep gezet door de innige relatie tussen de Noordzee en het Haringvliet. En tussen zout, brak en zoet water. Sinds die tijd buigen de brede schouders van de dam zich behoedzaam over het achterliggende land, en houden de sluizen het waterpeil van de Rijn en de Maas in toom, als een kraan die je open en dicht draait. Dat leverde de Haringvlietsluizen tevens de bijnaam ‘de kraan van Europa’ op. Jaarlijks wordt er zo’n 30 miljard kubieke meter (1 m3 is 1000 liter) toegestroomd rivierwater vakkundig naar buiten gespuugd.
Het woord ‘delta’ is overigens afkomstig van de Griekse historicus Herodotus. Hij voerde deze naam in toen hij de rivier de Nijl beschreef in zijn Historiën. Hij vond de opvallende riviervorm van vertakkingen namelijk op de Griekse hoofdletter ‘delta’ (Δ) lijken. Kenmerkend voor een delta is de plek waar zoet rivierwater op het zoute zeewater botst. Een dynamische wereld die niet echt geschikt is voor mietjes. Alleen de echte diehards gedijen hier; soorten die bovendien niet op heel veel andere plekken voorkomen en vaak zeldzaam zijn.
Droom(fonds)project
En hiermee geraken we gelijk aan de keerzijde van de voltooiing van de Haringvlietdam. Waar de monding van twee grote rivieren ooit een internationaal kruispunt was voor trekvogels en -vissen, en waar bijzondere planten- en diersoorten leefden, veranderde dit na de afsluiting in een spookgebied waar een uniek deltaleven uiteenspatte en het Haringvliet zijn betekenis verloor als kweekkamer.
Maar sinds 2015 is het tij weer aan het keren, letterlijk. Dankzij een overheidsbesluit om de Haringvlietsluizen op een kier te zetten. Dit was voor zes natuurorganisaties, waaronder het WNF, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, ARK Natuurontwikkeling en de Vogelbescherming, het moment om de handen ineen te slaan voor een ambitieus natuurherstelplan in en om het Haringvliet: Droomfondsproject Haringvliet. Een project dat met onder meer steun van de Nationale Postcode Loterij – en door samenwerking van de zes natuurpartijen met gemeentes, waterschappen, ondernemers en Rijksoverheid – in drie jaar tijd (2016-2018) grotendeels moest worden verwezenlijkt.
Het Droomfonds gaf ook voeding aan een nog veel groter plan, namelijk het uitroepen van het Haringvliet tot Nationaal Park door het samen te voegen met de Biesbosch. Zo ontstond het idee voor Nationaal Park NLDelta waar ‘mens en natuur elkaar verrijken’. Behalve het herstellen van een dynamisch ecosysteem stonden hierin ook een betere spreiding van toeristen en economische groei van de regio centraal. Nationaal Park Nieuwe Stijl, zoals het door onze overheid zo mooi wordt genoemd. ‘Beleefbaarheid’ is hét toverwoord en dat heeft inmiddels diverse spectaculaire projecten opgeleverd. Zo werden er uitkijkpunten en wandel- en fietsroutes aangelegd, maar ook schelpdierbanken die fungeren als kraamkamer voor vissen. En die trekken op hun beurt weer haaien, roggen, dolfijnen en vele vogels aan.
Zijn we klaar?
In 2016 begonnen de werkzaamheden. Deze moesten de terugkeer van de overgangsdynamiek tussen zoet rivierwater en zoute zee letterlijk in goede banen gaan leiden. Begin 2019 gingen de sluisdeuren dan eindelijk van het slot en stroomden zout en zoet water als bij het vallen van de Duitse muur weer naar elkaar.
“Een historisch moment”, zegt Ted Sluijter, boswachter van Natuurmonumenten. “Vijftig jaar hebben de trekvissen hun neus gestoten tegen de sluizen maar nu kunnen de zalm en de steur de riviermonding van de Rijn en de Maas weer op om stroomopwaarts hun eitjes af te zetten.” Behalve de terugkeer van de overgangsdynamiek, veranderden buitendijkse polders in brakke slikken en schorren waar uitgestrekte rietvelden zijn ontstaan en maakten verharde oevers plaats voor natuur met vogeleilanden en stroomgeulen.
En zo hebben miljoenen trekvogels die van noord naar zuid en omgekeerd vliegen, hun wegrestaurant weer terug. Is de droom hiermee vervuld en zijn we klaar? “Nee”, zegt Gijs van Zonneveld, projectleider van ARK Natuurontwikkeling. “Er is de afgelopen jaren ontzettend veel gedaan, maar klaar zijn we nog lang niet en dat hoeft ook niet. De natuur heeft meer tijd nodig om helemaal te herstellen. Maar met wat er nu gerealiseerd is, hebben we een gedroomde start gemaakt.”
Verkrijgbaar in de Salt shop
Designparel
Inmiddels ben ik van de A12 op de A20 beland. In de verte doemen de contouren van de Rotterdamse haven voor me op. Voor ik er erg in heb draai ik rond in een pan spaghetti waar de wegen als slierten door en over elkaar mij van de ene afslag in de andere – oeps verkeerde – tunnel sturen. Ik moet omdraaien. Zucht.
Beide handjes aan het stuur, ogen strak op de weg, nu goed opletten. ‘Hoezo ben ik er over een kwartier?’ bijt ik mijn navigatie toe. Ik bevind me nog midden in de periferie van de Port of Rotterdam – onbewust spreek ik het in het Engels uit. Ik kan me niet vóórstellen dat ik me zo snel als een Harry Houdini uit deze asfaltknopen heb weten te bevrijden. Maar niet lang hierna rijd ik de Haringvlietdam op, met aan de ene kant de Noordzee en de andere kant het Haringvliet.
Hectiek verdampt en verwondering neemt het over. Vijf minuten laten parkeer ik mijn auto aan de binnen haven van Stellendam. Overrompeld door de plotselinge leegte. Ik stap uit en hoef niet ver te zoeken naar de ingang van het duinpad. Het brengt me slingerend, langs doorkijkjes, over vlonderpaden, door een tunnel in zo’n tien minuten lopen naar Vogelobservatorium Tij.
Een unieke kijkplek aan de rand van natuurgebied Scheelhoek vanwaar je in 360 graden uitkijkt over talloze vogelkolonies, het weidse Haringvliet en de Haringvlietsluizen. Uniek door de locatie maar ook vanwege de bouwstijl. Tij – een samenvoeging van het ei en het getij – heeft de vorm van het ei van de grote stern, een zeevogel die de herstelde delta ook weer heeft ontdekt.
Tij is een designparel van 8 meter hoog en 11 meter breed. In 2019 sleepte het terecht een belangrijke architectuurprijs in de wacht. Het is te laat in het jaar om broedvogels zoals de grote stern te zien. Maar ik heb wel kans op het spotten van andere watervogels en steltlopers. Het blijft bij heel veel bergeenden, enkele meeuwen en een zilverreiger. Op weg naar buiten pluk ik de laatste rijpe bramen mee.
Kwade Hoek
Op amper tien minuten rijden van de binnenhaven van Stellendam ligt Kwade Hoek. Zodra ik hier uit mijn auto stap, doen de omstandigheden de naam gelijk eer aan. Het wordt gitzwart boven me en zelfs de laatste zonnestraal wordt resoluut door de donkere wolken uit de lucht geveegd. Ik loop het duinpad op en kijk uit over een landschap met een ruig en verwaaid kapsel, de Parnassiavallei, dat hier al eeuwenlang door de elementen in de war wordt geschopt.
De naam Kwade Hoek – vroeger ‘de kwaaien hoek’ – bestaat dan ook niet voor niets. Schippers waren blij als ze de verraderlijke stroming en zandbanken van de buitendijkse westpunt van Goeree-Overflakkee voorbij waren, en veilig konden aanmeren bij de iets verderop gelegen ‘goede rede’. Dit werd later de plaats Goedereede.
Maar dat niet elke schipper de woelige baren wist te omzeilen, blijkt wel uit het feit dat er nog altijd wrakstukken op de stranden van Kwade Hoek kunnen aanspoelen. Een vuurbaken in het duin herinnert aan dit ruige scheepsvaartverleden. Het Lichtje van Moosie, vernoemd naar Boer Moos die het baken jaren brandende hield, hielp schippers met navigeren naar de veilige haven.
Scheepsrampen komen door de komst van moderne technologie weliswaar bijna niet meer voor, de zee is hier nog altijd de baas. Vooral in de winter stroomt het zoute water via geulen en kreken ver het gebied in. Het zet grote stukken land onder water. Hierdoor is het landschap voortdurend in beweging en zorgen deze overstromingen voor een mix van zoete en zoute plekken. Het is een perfecte voedingsbodem voor een keur aan bijzondere planten, zoals heemst, zeepostelein, heelblaadjes en uiteraard parnassia.
In deze rijke duinvallei kun je een wandelroute volgen, maar het terrein nodigt ook uit tot vrije uitloop. Midden in de vallei stuit ik op een vogelaar die met zijn verrekijker de horizon afspeurt. Nieuwsgierig kijk ik naar de richting waarin hij tuurt. Ik verwacht een ree of iets dergelijks, in ieder geval iets ‘groots’.
De jonge gast blijkt echter op zoek te zijn naar een klapekster – never heard of – van iets meer dan 24 centimeter die hier eerder gespot is. ‘Waargenomen’ moet ik in echt vogeljargon zeggen. Op maandagmiddag, einde dag, vraag ik hem? Hij was in de buurt en kon het niet laten om toch even te komen kijken. De klapekster komt in Nederland niet vaak voor, leer ik. Maar in najaar en winter als de sloper, want dat schijnt het te zijn, op trektocht is, kruipt hij vaak in de toppen van bomen en struiken, op zoek naar prooi. Ik wens hem succes en loop door.
Als ik bijna weer bij de auto ben, breken flinterdunne zonnestralen als ‘lichtjes van Moosie’ door het zwarte wolkendek. En een complete regenboog priemt een van zijn uiteinden in de verderop gelegen stranden van Kwade Hoek. Zou er dan na al die jaren een pot met goud uit de scheepswrakken gekomen zijn? Het antwoord wacht ik niet af want het andere uiteinde van de regenboog prikt verder landinwaarts in de grond, in de richting van Dordrecht. Daar zal ik de nacht op het terrein van Stayokay, aan de rand van de Biesbosch, doorbrengen. Hier vind ik mijn pot met goud in de vorm van een heerlijk Wikkelhuisje midden in de natuur.
Ingeburgerd
Nationaal Park De Biesbosch is ontstaan door de Watersnoodramp in 1953 en verwierf hierna een sterrenstatus. Mede dankzij de bever. Sinds 1988, toen de eerste paartjes in het gebied werden uitgezet, breidde het aantal uit naar ruim 300 knaagdieren, die vandaag de dag letterlijk zijn ingeburgerd.
Daarnaast is het gebied een walhalla voor kajakkers, kano vaarders en suppers. Andere hoogtepunten zijn de benoeming tot Nationaal Park in 1994 en de oplevering van het architectonische hoogstandje Biesbosch MuseumEiland in 2015. Nationaal Park De Biesbosch vormt ook een belangrijke schakel in de parelketting van de delta, die van de sluizen van het Haringvliet tot en met Slot Loevestein krult.
Ik gebruik de Biesbosch dit keer alleen als pitstop (letterlijk) op de roadtrip die me vandaag naar het eiland Tiengemeten voert. Dit eilandje midden in het Haringvliet kreeg in 2006 van Natuurmonumenten een complete make-over. Het transformeerde van landbouwgrond naar pure natuur.
Vuile gat
Tiengemeten is het laatste echte eiland van Zuidwest-Nederland en dankt haar naam aan een oude landmaat, een gemet, dat ongeveer 0,4 hectare meet. Met de huidige grootte van 7 kilometer lengte en 2 kilometer breedte, wat veel meer is dan tien gemet, klopt er van de naam echter geen moer meer. Tiengemeten was heel vroeger een eiland waar mensen in quarantaine werden gehouden. Hier lagen zeelieden, die van 1805 tot 1935 vanuit Nederlands-Indië over de Noordzee aankwamen, soms maandenlang voor anker voordat ze via het Haringvliet naar havenplaatsen als Dordrecht, Rotterdam en Delft mochten doorvaren.
Om op Tiengemeten te komen moet je met een pontje over, van Nieuwendijk in Zuid-Beijerland over het Vuile Gat zoals het tussenliggende water wordt genoemd, naar de overkant. Ook deze naam vindt zijn oorsprong in het scheepsvaartverleden. Het Vuile Gat stond bekend om zijn soms verraderlijke valwinden.
Oorspronkelijk woonden er alleen boerengezinnen en hun arbeiders op het eiland. Maar sinds de strakgetrokken aardappelvelden zijn verdwenen en het eiland is omgetoverd tot een natuurwalhalla vormen 130 grote grazers hier de arbeidersklasse en wonen er nu nog zo’n 9 mensen permanent, plus 26 mensen in Zorgboerderij de Idahoeve.
Ondanks dat het eilandje klein is, kom ik erachter dat een dag amper genoeg is om er echt te kunnen zijn. Met tientallen kilometers aan wandelroutes en drie totaal verschillende gebieden heb ik keuzestress. Ga ik naar Weemoed waar je je in het boerenland van de 19e eeuw waant? Of naar Weelde in het midden van het eiland dat uit ruig grasland en een open watermoeras bestaat? Of kies ik voor de Wildernis helemaal op de westpunt en wat een zoetwatergetijdengebied is waar je vrijuit kunt struinen?
Het wordt het laatste. Om de lange weg naar het einde van de wereld te overbruggen pak ik de fiets en rijd ik door tot ik niet meer verder kan. Later die dag fiets ik nog ‘helemaal’ naar de oostpunt om een blik te kunnen werpen op de herberg waar je kunt overnachten. Aangezien ik geen hotelgast ben en de coronamaatregelen op zijn scherpst zijn, kan ik niet even naar binnen wippen voor een lunch.
Drie uur later zit ik alweer op de boot terug om mijn afspraak te halen met Gert Huijzers. Hij neemt me mee door, of liever gezegd over de Korendijkse Slikken. Die kan ik vanaf de pont, als ik op een flinke kruk zou staan, al haast zien liggen.
All you can eat
Ik herken Gert direct aan zijn wapenuitrusting waarmee hij mij staat op te wachten: verrekijker, fotoapparatuur met indrukwekkende lenzen én met zijn telefoon in de aanslag. Niet om te bellen maar Gert is een serieuze vogelteller en hoort álles. Vogels zouden door het gebied moeten sluipen om aan het scherpe gehoor van Gert te kunnen ontsnappen, merk ik zodra we op de 4,5 km struinroute door de Korendijkse Slikken lopen.
Al snel begrijp ik waarom dit rondje bij hem zo’n 2-3 uur duurt. Bij elk geluid staat hij stil en gaat zijn vinger naar de teller. Zelfs het gezoem van een bij ontgaat hem niet. Want alles heeft een verhaal en niemand heeft die verhalen volgens mij zo vaak verteld, als hij. Toch kan ik hem niet betrappen op enige vorm van verveling. In tegendeel zelfs. “Geen dag is hier hetzelfde”, vertelt hij opgetogen.
Als geboren en getogen Goudswaarder, het dorpje dat op fietsafstand van deze wildernis ligt, komt hij hier vrijwel elke dag. Zijn actieve betrokkenheid moet een zegen zijn voor de natuur organisaties, bedenk ik me. Is er iemand meer op de hoogte van de Korendijkse Slikken dan Gert Huijzers? “Ik doe mijn best en als gepensioneerde man moet je ook wel wat om handen houden, toch?”, vertelt hij lachend.
We struinen verder over het verhoogde pad dat ons vrij uitzicht geeft over de gras- en rietlanden. Want dat is waar de Korendijkse Slikken op het eerste gezicht op lijken. Maar daaronder hangen de vruchten van het Droomfondsproject: getijdennatuur die overal voor slikken, gorzen en kreken heeft gezorgd, vissen heeft teruggebracht en een unieke plantengroei heeft gerealiseerd. Hiermee is een all you can eat restaurant ontstaan waar het hele jaar door miljoenen trek- en broedvogels aan de tafels plaatsnemen en zich zo volvreten dat ze haast boerend omvallen. En ik durf er om te wedden dat Gert zelfs dát geluid opvangt én noteert uiteraard.
Halverwege het struinpad doemt een bouwwerk op uit de grond. Een vogelkijkhut met de toepasselijke naam de Zeemol. Het opvallende design komt van architectenbureau, Ro&Ad Architecten. Ditzelfde bureau is ook verantwoordelijk voor de realisatie van Tij. Iets verderop ligt de Kijkterp vanwaar je vrij uitzicht hebt over het Haringvliet en het Spui. Behalve dat je hier de zon op magistrale wijze onder kunt zien gaan, is het volgens Gert ook een hotspot om de zeearend ‘waar te nemen’. Maar niet vandaag.
We lopen verder maar vlak voordat we de laatste bocht omgaan, draait Gert zich nog een keer instinctief om. Hij zet de verrekijker op zijn hoofd. “Een zeearend”, roept hij alsof hij de roofvogel zojuist op heterdaad heeft betrapt. “Hoe dan?”, vraag ik me af. “Ik hoorde een reiger schreeuwen”, legt hij uit. “Die was duidelijk in paniek.” Kan een zeearend een reiger omleggen, vraag ik verbaasd? En of! Hij pakt zijn teller erbij en noteert: 1 zeearend, 1 reiger. In de laatste meters naar de auto komen daar nog wat puttertjes bij. Check!
Een kwartier later stuur ik mijn auto weer de rook van Rotterdam in. Ik zet mijn beide handen weer strak op het stuur en tuur als een havik op de weg. Ik ben vastbesloten om me niet nog een keer in de boeien te laten slaan door het wegennetwerk rondom de havens. Onderweg zie ik meerdere keren buizerds zitten op paaltjes langs de snelweg, wachtend op verkeersslachtoffers. Onbewust tel ik 1, 2, 3…
Eenmaal thuis lees ik dat de plannen van NLDelta, vlak na de overhandiging van Het Ambitieboek in 2016, zijn beloond met een Vakjuryprijs. Hiermee worden de verwachtingen nog eens aangescherpt. Terugkijkend op mijn twee dagen door deze unieke wildernis zijn die verwachtingen wat mij betreft overtroffen. Het is de betrokken partijen gelukt een nieuw heldenverhaal te schrijven.
Update
Helaas bleek het draagvlak en daarmee het perspectief voor een mogelijk Nationaal Park NLDelta te broos en zijn verdere activiteiten gestaakt, zo valt eind 2023 terug te lezen op de website van Nationaal Park in wording NLDelta. Desondanks hebben de plannen voor het oprichten van dit Nationaal Park de afgelopen jaren veel mooie resultaten opgeleverd. Allereerst is het ontstaan van de unieke landschappelijke kwaliteiten van NLDelta beschreven in de Landschapsbiografie Nationaal Park NLDelta / Biesbosch Haringvliet. Daarnaast is een groot aantal evenementen en exposities rond de viering van 600 jaar Sint Elisabethsvloed gehouden en wordt de waarde van NLDelta als een grote, robuuste ecologische eenheid nog steeds onderkend en onderschreven.
Verder struinen
beleefdenationaleparken.nl
beleefdebiesbosch.nl
natuurmonumenten.nl
staatsbosbeheer.nl