Ondanks dat we zelf inmiddels vele vuurtjes hebben gemaakt, doen we het eigenlijk altijd op dezelfde wijze: een tipivuur met dunne stokken waarbij het vuur van onderen naar boven brandt. Als basis gebruiken we krantenpapier en aanmaakhout.
Maar in het Handboek Vuurtje Stoken van Sally Coulthard leren we dat er tientallen manieren zijn. En er bestaat geen perfecte manier. Welke wijze je kiest hangt af van je stookplaats (houtkachel, kampvuur, vuurschaal, open haard), welke houtsoort gebruik je, hoe is de luchtstroom en wat is je aanmaakhout?
Van onderaf brandende vuren
De tipi
Geschikt voor open haarden, houtkachels en kampvuren.
Voordelen makkelijk en de aanleg vergt niet veel brandstof.
Begin leg een vuurstarter in het midden en zet het aanmaakhout (dunne stokken) er in de vorm van een wigwam overheen. Als de wigwam stevig genoeg staat, kun je er aan de zijkanten steeds grotere blokken bijleggen.
Het blokhutvuur
Geschikt voor open haarden en kampvuren.
Voordelen duurt langer om op te bouwen maar vergt verder weinig aandacht en brandt langzaam.
Begin leg twee aanmaakhoutjes op ongeveer 10 centimeter afstand parallel naast elkaar. Leg de volgende twee dwars op het eerste paar, zodat er een vierkant ontstaat. Blijf zo doorstapelen tot je ongeveer 6 lagen hebt. Vul de opening in het midden met een vuurstarter en dek de stapel vervolgens af met een ‘dak’ van aanmaakhoutjes en dunne houtblokken.
De Sandwich
Geschikt voor open haarden en houtkachels
Voordelen snel op te bouwen en gemakkelijk aan te steken
Begin leg een laag krantenproppen of vuurstarter in het midden. Leg er drie lagen aanmaakhoutjes bovenop (kruislings met veel ventilatieopeningen) en dek af met 3 smalle blokken. Minder geschikt voor kampvuren omdat het vuur gemakkelijk last heeft van de wind.
Zelfvoedende vuren (top-down)
Geschikt voor grote open haarden, houtkachels en kampvuren (alleen bij goed weer)
Voordelen De opbouw kost tijd en er is veel aanmaakhout nodig, maar als het eenmaal brandt, heb je gelijk een groot vuur waar je niet veel meer naar om hoeft te kijken en je ondertussen andere dingen kunt gaan doen. Voor open haard en houtkachels geldt dat deze methode de schoorsteenpijp lekker opwarmt waardoor de rook sneller wegtrekt.
Begin leg de grootste blokken op een rij op de bodem van je stookplaats. Laat steeds 2-3 cm ruimte tussen de blokken voor ventilatie. Leg kleinere blokken er dwars overheen, eveneens met wat ruimte ertussen. De derde en vierde laag (eveneens dwars op elkaar) bestaan uit aanmaakhout. Als laatste leg je een laag tondel (droog, makkelijk brandbaar spul zoals houtsnippers en houtkrullen) of krantenproppen met daarbovenop een vuurstarter zoals een aanmaakblokje en een paar extra aanmaakhoutjes.
Beschut vuur
Geschikt voor in de wildernis als je worstelt met de elementen. Ook voor grote open haarden binnen.
Voordelen doordat je een windscherm voor je vuur bouwt, krijg je het gemakkelijk aan en blijft het lang branden.
Begin neem een dik droog blok hout of een deel van een boomstam en gebruik dit als steunblok. Je kunt ook een grote steen gebruiken. Zet kleine, dunne takken of ander aanmaakhout schuin tegen de balk of steen en zorg ervoor dat deze tegen de wind in wijzen. Je kunt je vuur zo breed maken als je wilt door meer of minder takken tegen de balk of steen aan te zetten.
Uiteraard ook afhankelijk van de lengte van je steunbalk. Vul de opening onder het aanmaakhout met droge tondel als vuurstarter. Zodra het vuur brandt, blijf je het aan de beschutte kant voeden, maar niet pal tegen het grote blok aan. Het grote blok dient als windscherm en zal heel langzaam gaan schroeien. Zodra het grote blok echt aan het gloeien is, kun er aan de andere kant een tweede grote boomstam tegenaan leggen, waardoor je een geïmproviseerd kook vuur krijgt waar je een pot, pan of blik op kunt zetten.
Het cowboy of stervuur
Geschikt voor buitenvuren in de wildernis. Ideaal ook als je niets bij je hebt waarmee je de takken of blokken korter kunt maken. Het vuur knabbelt aan de uiteinden van de blokken waardoor je ze tijdens het branden alleen maar verder naar het midden hoeft te schuiven.
Voordelen dit vuur is tevens uitstekend te gebruiken als kookvuur omdat alle hitte geconcentreerd is op een plek en je er gemakkelijk een driepoot met kookpot overheen zet. Gebruikt weinig hout en brandt langzaam.
Begin leg 6 – 10 blokken brandhout in de vorm van ster (als de spaken van een wiel). Laat in het midden, waar de uiteinden bij elkaar komen een ruimte ter grootte van een schoteltje vrij en vul die met droge tondel of met een andere vuurstarter. Leg op de uiteinden van de blokken een flinke hoeveelheid aanmaakhoutjes, lang genoeg om de ruimte te overbruggen, zodat de lucht goed kan circuleren. Blijf er aanmaakhoutjes en tondel bijgooien totdat de uiteinden van de blokken beginnen te branden. Als het vuur eenmaal goed brandt en stabiel is, hoef je de blokken alleen maar verder naar het hete midden toe te schuiven.
Bron: Handboek vuurtje stoken van Sally Coulthard
Behalve over hoe je verschillende vuurtjes kunt stoken vertelt Sally je nog veel meer over wat je nodig hebt om een goed vuurtje te maken. Het boek is te koop in de Salt Shop. Evenals enkele vuurstarters die van het vuurtje stoken een nog groter avontuur maken.
Vuurstarters
Er zijn mensen die voor het aanmaken van hun vuurtje lampenolie of van die naar petroleum stinkende aanmaakblokjes gebruiken. Sommigen schuwen zelfs spiritus niet om hun vuurtje snel leven in te blazen. Veel leuker en bovendien veel duurzamer is het om te kiezen voor een van deze vuurstarters.