In het Gelderse Renkum wacht Europa’s grootste garage voor vintage Volkswagenbusjes. Salt ging op bezoek in de snoepwinkel van Kieft en Klok.
Tekst Matthijs Meeuwsen | Beeld Archief Kieft & Klok Dit artikel verscheen eerder in Salt magazine
Hoe wordt een auto een icoon? Patrick Klok haalt zijn schouders op. Zelf kan hij er ook zijn vinger niet precies opleggen waarom juist de Volkswagen Transporters uit de jaren ’50, ’60 en ’70 van Alblasserdam tot Zihuatenejo het ultieme symbool zijn geworden voor vrijheid en een stevig potje roadtrippen. Natuurlijk, het design is opvallend. Die vreemde vorm: een soort rijdende broodrooster, in 1947 even lukraak op papier gekrabbeld door de Nederlandse zakenman Ben Pon. Die enorme koplampen: als een ingevroren holbewoner die na eeuwen weer ontwaakt en stomverbaasd de moderne wereld in staart. Dat reusachtige Volkswagenlogo op de voorkant: veel te groot eigenlijk, als de wandklok op de borst van rapper Flavor Flav. “Maar aan de andere kant: de Citroen HY is met zijn unieke design ook een prachtig vintagebusje”, weet Patrick. “En over die bus hoor je bijna niemand.”
Misschien is de grootste troef van het Volkswagenbusje dan ook wel gewoon het feit dat zo ontzettend veel mensen er een herinnering aan hebben, filosofeert Patrick. “In de jaren ’50 en ’60 waren de Transporters heel betaalbaar en kon je er bij bijna elke garage wel mee geholpen worden. Iedereen had er dus één. De bakker. De groenteman. De bouwvakker. En dankzij de lage prijs en het flinke formaat natuurlijk ook heel veel surfers. Als ik op pad ben in een van onze busjes, word ik wel dertig keer aangesproken: ‘ha, mijn vader, opa of tante reed ook in zo’n bus.’ Kijk, als de T1 of T2 nu voor het eerst van de band zou rollen, ben ik er niet zo zeker van dat dit model aan zou slaan. Het gaat juist om die hang naar vroeger. Nostalgie op wielen, dat is het.”
Het vakmanschap zit hem in de details. Het moet wel kloppen.
Hoelameisjes
Het hoofdkwartier van Kieft en Klok in het Gelderse Renkum heeft dan ook veel weg van een Amerikaanse drive-in bioscoop uit 1968. Rijendik staan de blinkende bussen naast elkaar opgesteld. Van brandweerbus tot surfersvan. Van babyblauw tot mosterdgeel. Van 6- tot 23-raams. Geen garage in Europa heeft zo’n grote collectie aan vintage Volkswagenbusjes. Zeker zestig stuks staan er vandaag op de werkvloer. “Ja, er zijn er 21 naar een beurs in Duitsland”, verontschuldigt Patrick zich. Geen zorg, wat resteert is nog steeds een snoepwinkel vol opgepoetste eye candy. De wanden van de loods zijn bovendien tot de nok toe gevuld met verweerde colakratjes, antieke fietsen, stokoude surfplanken, coole koelkastjes, stoffige koffers en heupwiegende hoelameisjes voor op het dashboard. “Voor de extra aankleding”, verklaart Patrick.
Hier en daar staat er tussen de Transporters ook een Volkswagen Kever geparkeerd. Dat is immers de auto die in 1999 aan de wieg stond van het bedrijf. Maurice Klok – de broer van Patrick – zocht een oud wagentje om op te knappen voor zijn vriendin. Gert Kieft handelde destijds in allerhande oldtimers en had een Kevertje uit ’61 staan. Al snel werden de handen ineen geslagen en besloot het drietal – ook Patrick was snel aan boord – om gezamenlijk meer oude Kevers op de kop te tikken, te renoveren en weer door te verkopen. Toen die markt enigszins opdroogde hadden ze al lang een alternatief gevonden: de oude Transporter busjes.
“We vonden onderdak in een oude boerderij”, herinnert Patrick zich. “Waar voorheen de varkens stonden opgesteld, sleutelden wij aan rijen met Volkswagens. Om aan nieuwe auto’s te komen, hebben we een paar keer een oud museum leeggekocht. Het probleem was alleen dat de kwaliteit van de bussen in Europa door het grillige weer nogal te wensen over liet; ze zaten doorgaans vol met gaten en roest. Toen zijn we op de Amerikaanse markt gestuit. Californië. New Mexico. De droge staten. Als we ergens een bus zagen staan, belden we aan en vroegen we of-ie te koop was. Meestal deden we ons voor als rondreizende backpackers; niet zelden werd de bus door zo’n oud vrouwtje nog helemaal volgestouwd met boterhammen voor on the road. Als we op die manier eenmaal twee of drie containers vol hadden, vlogen we terug naar Nederland. Waar we meestal al kopers gevonden hadden, voordat de containers per boot waren aangekomen. Deze bussen verkopen zichzelf.”
Hier zitten we geregeld avond na avond met onze neus in boeken uit 1953.
Gerard Joling
Inmiddels staan er in Renkum elf medewerkers te sleutelen. Voor 9.000 euro heb je als klant een rammelbak waar je zelf nog wat aan moet klussen. Afhankelijk van het type, het bouwjaar en het aantal originele elementen kan de prijs oplopen tot wel 150.000 euro. Patrick: “De tijd dat je zo’n bus kocht van je krantenwijk is wel voorbij. Natuurlijk zijn er nog zat klanten die gewoon een leuk busje zoeken, maar we zien ook steeds meer mensen die het echt zien als belegging. Daar zit ‘m ook ons vakmanschap: we kunnen net zo lang doorgaan tot de bus weer volledig in originele staat verkeert. Deurklinken, kniestukken, bekleding, plaatwerk, spiegels, tot de jail bars voor de koffers op het dak. Het vakmanschap zit hem in de details. Het moet wel kloppen. We zien hier zo vaak bussen binnenkomen die door eerdere restaurateurs zijn voorzien van totaal verkeerde details.”
En juist in die zoektocht zit de uitdaging, vertelt Coert Fichtner – sinds zes jaar monteur bij Kieft en Klok – terwijl hij een lichtzoemertje installeert voor een klant die steeds vergeet om zijn lampen uit te zetten. “Hiervoor heb ik ook bij moderne dealers gewerkt. Als je dan vastloopt op een restauratie, bel je gewoon een andere dealer. Hier zit ik daarentegen geregeld avond na avond met mijn neus in de boeken uit 1953. Maar dat is juist zo mooi: alsof je het wiel helemaal opnieuw moet uitvinden. Ik had bijvoorbeeld ook een keer originele vooras-lagers nodig die simpelweg nergens meer te vinden waren. Die ben ik toen zelf maar gaan draaien met een freser uit de buurt. Uiteindelijk kwam die bus bij de Vriendenloterij terecht en zag ik hem op tv keurig omhoog veren toen Gerard Joling uitstapte.” Glunderend: “Door mijn lagers, hè. Ja, dat is kicken.”
Maar er is nog een groot verschil met de reguliere merkdealers, weet Coert. Het Volkswagenbusje is als een prozacpil op wielen. Je wordt er direct vrolijk van; chagrijnige klanten kennen ze niet in Renkum.
“Voor ik bij Kieft en Klok kwam, was ik gewend aan van die leasebakkenrijders die op hoge poten ruitensproeiervloeistof kwamen eisen. Hier zijn klanten ongelofelijk veel relaxter. Ze begrijpen dat elke bus zijn eigen nukken en grillen heeft.”
Patrick: “Er komen hier geregeld mensen over de vloer die niets kopen, maar gewoon even bussies willen kijken. Soms zijn het heuse bedrijfsuitjes, dan zitten ze ineens te picknicken met koffie en cake. Wanneer heb je dat nou in een reguliere garage?”
Coert: “Lekker met oud speelgoed rommelen. Man, je zou er bijna aan wennen.”