De nautilus weigert al honderden miljoenen jaren om te veranderen. Waarom zou je ook, met 90 armen en een villa op je rug?
Tekst: Matthijs Meeuwsen | Dit artikel verscheen eerder in Salt #84 - 2022
Noem me een jongen van de oude stempel
Hallo? Komt u nog naar buiten?
“Ik ben een nautilus, maat. Natuurlijk kom ik niet naar buiten. Ik ben vastgegroeid aan mijn
schelp. Buitenspelen is er voor mij niet bij.”
Wat moet een inktvis in hemelsnaam met een schelp?
“En ik maar denken dat jij je klassiekers wel zou kennen. Kijk, ooit hadden alle inktvissen
schelpen. In feite zijn wij niets meer dan veredelde zeeslakken. Totdat één zo’n zeeslak
ongeveer 500 miljoen jaar geleden een briljante ingeving had: hij pompte zijn slakkenhuisje
vol met gas en steeg op van de zeebodem.”
Slim.
“Dat zeg ik. Honderden miljoenen jaren heersten wij inktvissen over de wereldzeeën. Dino’s
worden vaak neergezet als de eindbazen van de prehistorie. Maar wij hadden er al grofweg
270 miljoen jaar opzitten toen die gasten een keertje aan kwamen kakken. En waar zij zich
uit lieten roeien door een miezerige meteoriet, doorstonden wij moeiteloos alle vijf de massa-
extincties. In onze schelp hadden we van niemand iets te duchten. We waren volstrekt
onschendbaar, en konden onze buik dus zo gulzig volvreten dat er inktvissen ontstonden
met schelpen van wel negen meter lang.”
Waarom hebben al die moderne inktvissen inmiddels dan geen schelp meer?
“Tsja, terwijl onze oude slakkenvoet veranderde in tentakels, stonden ook de vissen niet stil.
Er ontstond een soort wapenwedloop in het water. Onze schelpen werden steeds groter,
maar de tanden van onze vijanden ook. En zo brak uiteindelijk de dag aan dat de eerste
inktvissenschelp kapot werd gekauwd. Ons rijk zou nooit meer hetzelfde zijn. Sommige
inktvissoorten bouwden hun schelp om tot een inwendig rugschild. Andere gingen in hun
nakie verder en begonnen zichzelf te verdedigen door inkt te spuiten of van kleur te
veranderen.”
Behalve jij.
“Behalve ik.”
Waarom niet?
“Noem me een jongen van de oude stempel, maar ik houd niet zo van die uitsloverij. Ik snap
werkelijk waar niet wat er mis is met een schelp. Natuurlijk is het hard werken, maar na 500
miljoen jaar trouwe dienst zet je je bloedeigen huis toch niet zomaar bij het grofvuil?”
Hard werken?
“Ja, je denkt toch niet dat we geboren worden met zo’n joekel op onze rug? Als kind had ik
nog gewoon een vierkamerappartementje. Maar dan begin je te klussen, hè. Je weet wel,
gewoon een beetje muurtjes metselen van parelmoer. Van het een komt het ander. Voilà:
voor je het weet zwem je rond met een mansion van 30 kamers op je rug.”
Luxepoes.
“Integendeel: ik ben een minimalist. Ik heb voor mijn lijf alleen maar één sobere woonkamer
nodig. De rest van de kamers laat ik allemaal leeg. Wel heb ik een soort ingebouwde sproei-
installatie aangelegd die door alle vertrekken loopt. Overdag laat ik de boel zo vol met water
lopen, waardoor ik naar de diepzee zink om lekker een beetje te luieren. Maar ’s nachts
pomp ik gas naar binnen, wat ervoor zorgt dat ik vanzelf weer naar boven drijf. Als jij ligt te
tukken ben ik druk in de weer om in ondiepe wateren op krabbetjes en kreeftjes te jagen.”
Met je acht armen.
“Nee, acht armen is voor de jongelui. Ik heb er gewoon nog een stuk of negentig! Nou ja, vier
ervan vormen samen mijn… euh…”
Je wat?
“Mijn klokkenspel. Wij nautilussen doen niet aan een paarseizoen, hè. Paren kan altijd en
overal, zeg ik altijd maar. We moeten er alleen wel minstens twee uur voor uittrekken. Ja, er
zijn van die activiteiten waarbij zo’n schelp best een beetje in de weg kan zitten. Maar daar
heb ik dus die ene supertentakel voor. Om mijn zaad aan te geven, zeg maar. Ik ben
misschien de jongste niet meer, maar ook als levend fossiel moet je aan de toekomst
denken.”